ECLI:NL:CRVB:2020:1827
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp op basis van Wmo 2015
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht, waarbij een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp is vastgesteld. Appellante, die lijdt aan diverse lichamelijke en psychische beperkingen, waaronder carpaal tunnel syndroom (CTS) en dwangstoornissen, heeft in eerste instantie een maatwerkvoorziening van 170 uur per jaar ontvangen. Na een nieuw verzoek om ondersteuning heeft het college in 2017 een maatwerkvoorziening van 105 uur per jaar toegekend, die later is aangepast naar 157 uur per jaar. Appellante is van mening dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met haar klachten en dat de normering van de uren voor huishoudelijke hulp niet deugdelijk is vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 12 augustus 2020 geoordeeld dat het betoog van appellante niet slaagt. De Raad heeft vastgesteld dat het medisch advies van Argonaut, waarop het college zijn besluit heeft gebaseerd, zorgvuldig tot stand is gekomen en dat appellante niet heeft onderbouwd welke extra huishoudelijke activiteiten zij niet kan verrichten. De Raad heeft ook geoordeeld dat de stelling van appellante dat haar dwangstoornis extra bewassing vereist, niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college met de toegekende uren voldoende tegemoet is gekomen aan de klachten van appellante. De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland is bevestigd.