ECLI:NL:CRVB:2020:180
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verrekening van vakantiegeld met bijstandsuitkering in het kader van openstaande vordering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de verrekening van vakantiegeld met een bijstandsuitkering in verband met een openstaande vordering van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellante ontving bijstand en het college had in 2012 een terugvorderingsbesluit genomen, waarbij het een bedrag van € 21.016,- terugvorderde. Dit besluit hield in dat het college vanaf februari 2012 maandelijks een bedrag zou inhouden op de bijstand ter aflossing van de schuld, inclusief het vakantiegeld. In mei 2018 verrekende het college het vakantiegeld met de resterende vordering, wat leidde tot bezwaar van appellante. Het college verklaarde dit bezwaar echter niet-ontvankelijk, omdat de uitkeringsspecificatie geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zou zijn.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat de vordering van het college op 26 mei 2017 was verjaard, maar de Raad oordeelde dat de verjaringstermijn was gestuit door de maandelijkse inhoudingen. De Raad bevestigde dat de uitkeringsspecificatie slechts uitvoering gaf aan het eerdere besluit van 26 mei 2017 en dat de vordering van het college niet was verjaard. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd.