ECLI:NL:CRVB:2020:18
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de terugkomst van een besluit inzake Ziektewet na uitspraak Tuchtcollege
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die van 15 februari 2003 tot 15 februari 2004 als verzorgende heeft gewerkt, had een aanvraag voor een Ziektewet-uitkering ingediend, die eerder was afgewezen. De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv terecht had besloten dat de appellant op 16 februari 2004 in staat was om zijn werkzaamheden als verzorgende te verrichten. De appellant had een klacht ingediend tegen de psychiater die door de rechtbank was ingeschakeld, wat leidde tot een uitspraak van het Tuchtcollege op 15 mei 2017. Dit Tuchtcollege verklaarde de klacht gedeeltelijk gegrond, maar het Uwv weigerde om terug te komen op het eerdere besluit van 1 juni 2011, ondanks de uitspraak van het Tuchtcollege. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat het Uwv voldoende en inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom de uitspraak van het Tuchtcollege geen aanleiding gaf om het eerdere besluit te herzien. De Raad concludeert dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.