ECLI:NL:CRVB:2016:2449
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een ZW-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en de beoordeling van medische rapporten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die van 15 februari 2003 tot 15 februari 2004 als verzorgende voor zijn moeder werkte, had een ZW-uitkering aangevraagd, omdat hij meende dat hij op 16 februari 2004 arbeidsongeschikt was. De aanvraag werd echter afgewezen door het Uwv, dat van mening was dat appellant in staat was zijn werkzaamheden als verzorgende te verrichten. De rechtbank volgde het advies van de door haar benoemde psychiater D.H.J. Boeykens, die concludeerde dat appellant op de betreffende datum met zijn beperkingen in staat was om te werken.
In hoger beroep heeft appellant aanvullende medische rapporten ingebracht, maar de Raad oordeelde dat er geen reden was om het eerdere oordeel van de rechtbank te herzien. De Raad benadrukte dat het oordeel van een onafhankelijke deskundige, zoals Boeykens, overtuigend was en dat de appellant op de datum in kwestie niet ziek gemeld was, sollicitaties had verricht en zijn werkzaamheden als taxichauffeur had voortgezet. De Raad bevestigde dat er voldoende reden was om aan te nemen dat appellant op 16 februari 2004 zijn werk als verzorgende kon verrichten, naast zijn werk als taxichauffeur. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.