Uitspraak
18.5542 WW
OVERWEGINGEN
13 april 2017 ben ik afgewezen voor de WIA-uitkering. Ik kan nog niet werken en heb geen inkomen”.
1.3. In het kader van de WW-aanvraag heeft het Klantencontactcentrum van het Uwv (KCC) op 5 mei 2017 telefonisch contact opgenomen met appellante
.In het verslag van dit telefoongesprek staat:
“(…) Gebeld naar het nummer van mevr er wordt opgenomen met hallo en dit blijkt de dochter van mevr te zijn. Mevr ligt ziek op bed. Op mijn verzoek toch even te kijken of haar moeder mij even te woord kan staan krijg ik mevr aan de lijn. Ik vraag mevr. diverse keren of ze kan werken, of ze beschikbaar is enz. Mevr. zegt alleen dat ze mij niet begrijpt en dat ik het met haar dochter moet bespreken. Ik vraag haar dochter of haar moeder beschikbaar is cq of ze zou kunnen werken. Dochter geeft aan dat mevr echt niet kan werken omdat ze veelte ziek is. “dat gaat echt niet ze kan echt niet werken (…)”.
“(…) Volgens mevr [X] (is de persoonlijk begeleidster vanuit [naam organisatie]) is mevr nog steeds ziek en zijn de omstandigheden mbt beschikbaarheid niet anders dan bij het telefoongesprek d.d. 5 mei 2017. (…)”.