ECLI:NL:CRVB:2020:1431
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand wegens niet gemeld bezit van onroerend goed in Turkije en de rechtmatigheid van het onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Limburg. De appellant ontving sinds 13 januari 2009 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Tijdens een themacontrole naar onroerend goed heeft de gemeente een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan de appellant, waarbij bleek dat hij onroerend goed in Turkije bezat dat niet was gemeld. De gemeente heeft de bijstand van de appellant ingetrokken en teruggevorderd, omdat hij geen melding had gemaakt van deze onroerende zaak. De rechtbank heeft de besluiten van de gemeente in eerdere uitspraken bevestigd, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de argumenten van de appellant, die stelde dat de onderzoeksbevindingen onrechtmatig waren verkregen en dat er sprake was van discriminatie. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college niet in strijd heeft gehandeld met het verbod van discriminatie, omdat de themacontrole niet enkel gericht was op bijstandsgerechtigden met een Turkse nationaliteit, maar ook op andere groepen. De Raad heeft eerdere uitspraken bevestigd waarin werd geoordeeld dat het college bij het onderzoek naar vermogen in het buitenland geen ongerechtvaardigd onderscheid heeft gemaakt tussen bijstandsgerechtigden op basis van hun nationaliteit.
De Raad heeft geconcludeerd dat de hoger beroepen van de appellant niet slagen en heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 juni 2020.