ECLI:NL:CRVB:2020:1373
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om herziening van besluiten inzake Ziektewetuitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om herziening van eerdere besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn Ziektewetuitkering. Appellant had eerder een uitkering ontvangen, maar deze was in januari 2015 ingetrokken omdat het Uwv van mening was dat zijn dienstverband bij een bepaalde B.V. gefingeerd was. Appellant heeft in 2017 verzocht om terug te komen van de eerdere besluiten, onderbouwd met foto’s die volgens hem nieuw bewijs zouden leveren. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven tot herziening. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en ook in hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de door appellant aangevoerde feiten niet als nieuw konden worden aangemerkt. De Raad heeft bevestigd dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat er geen aanleiding was voor herziening van de besluiten. De uitspraak van de rechtbank is daarmee bevestigd, en het hoger beroep van appellant is afgewezen.