ECLI:NL:CRVB:2020:1283
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wajong 2010 en 2015
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een Wajong-uitkering aan appellante door het Uwv. Appellante had in 2014 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die was afgewezen omdat zij niet duurzaam arbeidsongeschikt werd geacht. In 2015 diende zij opnieuw een aanvraag in, die ook werd afgewezen. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat de arbeidsongeschiktheid van appellante niet duurzaam was, zoals vereist in artikel 2:4 van de Wajong 2010. De Raad benadrukte dat er geen sprake was van een blijvend ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie, en dat appellante op haar achttiende verjaardag en op de datum van de aanvraag niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit terecht ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak met verbetering van gronden.