Uitspraak
OVERWEGINGEN
4 juli 2012 (16 weken na ontvangst van haar eerste aanvraag) onveranderd in staat geacht 75% van het maatmaninkomen te verdienen, zodat het besluit van 23 april 2012 ook niet op grond van de zogeheten duuraanspraakjurisprudentie voor de toekomst gewijzigd wordt. Appellante heeft evenmin recht op een uitkering op grond van de Wajong 2015, omdat zij op haarachttiende jaar arbeidsvermogen heeft. Verder is er geen sprake van toegenomen beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar.
23 april 2012 niet onjuist was, is er ook geen aanleiding om dit besluit voor de toekomst te herzien. De door appellante gestelde burn-out levert voorts geen nieuw feit op als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb, omdat deze klachten pas geruime tijd na het besluit van 23 april 2012 naar voren zijn gekomen. Het Uwv heeft verder terecht het standpunt ingenomen dat geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na het bereiken van het einde van de zogeheten wachttijd. Omdat sprake is van een herhaalde aanvraag, staat artikel 4:6 van de Awb er naar het oordeel van de rechtbank tot slot aan in de weg dat deze herhaalde aanvraag tevens als nieuwe aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de criteria uit de Wajong 2015.
burn-out) niet goed kon en kan functioneren. Zij is meer beperkt voor persoonlijk en sociaal functioneren dan in de FML tot uitdrukking komt. De voor haar geselecteerde functies zijn niet passend. Deels omdat zij daarvoor een interne opleiding of een bedrijfstraining moet volgen, terwijl zij daartoe niet in staat moet worden geacht, gelet op het eerdere veelvuldige schoolverzuim en het tot tweemaal moeten stoppen met een studie. Ook het samenwerken met collega’s en het werken in een bepaald tempo in deze functies is voor appellante problematisch. Mede als gevolg van de PDD-NOS kan appellante haar grenzen niet goed aangeven en heeft zij deze overschreden met een burn-out als gevolg. De burn-out moet daarom worden aangemerkt als een uiting van toegenomen arbeidsongeschiktheid. In ieder geval zouden de aangevoerde gronden aanleiding moeten geven om het besluit van 23 april 2012 voor de toekomst te herzien. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante een verklaring van haar Wmo-begeleidster en gegevens van haar huisarts overgelegd.
23 april 2012 heeft een inhoudelijke beoordeling door het Uwv plaatsgevonden, waarbij de belastbaarheid van appellante op haar achttiende verjaardag en per 4 juli 2012 opnieuw is vastgesteld en op basis daarvan nieuwe functies zijn geselecteerd. Voor het door de bestuursrechter te hanteren toetsingskader wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad van 15 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3191. Voor deze zaak leidt dat tot het volgende.