ECLI:NL:CRVB:2020:1272

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juni 2020
Publicatiedatum
18 juni 2020
Zaaknummer
19/3735 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen gewijzigde beslissing op bezwaar door het Uwv

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.W. Aartsen, hoger beroep ingesteld tegen de gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 18 februari 2020. De rechtbank Midden-Nederland had eerder op 15 juli 2019 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/307. Appellante trok het hoger beroep in op 28 februari 2020, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar tegemoet was gekomen aan haar bezwaren. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, die in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs zijn gemaakt. De kosten zijn begroot op €525,- voor het indienen van het beroepschrift en €525,- voor het indienen van het hogerberoepschrift, wat resulteert in een totaal van €1.050,- voor verleende rechtsbijstand.

Daarnaast heeft de Raad de vordering van appellante voor de gemaakte kosten van €2.165,60 in verband met het ingebrachte rapport van het Expertise Instituut gedeeltelijk toegewezen. De Raad heeft geoordeeld dat de kosten voor de ingeschakelde deskundigen, die in totaal €1.677,06 bedragen, door het Uwv vergoed moeten worden. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 juni 2020
19/3735 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
15 juli 2019, 19/307 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.W. Aartsen hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 18 februari 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 28 februari 2020 heeft mr. Aartsen namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 18 februari 2020 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op €525,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) en € 525,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift) voor verleende rechtsbijstand.
Met betrekking tot de vordering van de gemaakte kosten van € 2.165,60 in verband met het ingebrachte rapport van het Expertise Instituut, is de Raad van oordeel dat deze vordering gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking komt. Er bestaat geen aanleiding om voor vergoeding van de door appellante ingeschakelde arbeidsdeskundige een ander tarief te hanteren dan het in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) opgenomen uurtarief. De Raad verwijst hierbij naar de uitspraak van 30 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4357. Met het Uwv is de Raad van oordeel dat de op de factuur van het Expertise Instituut genoemde door te belasten kosten en administratiekosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Uit de door de gemachtigde van appellante overgelegde nota blijkt dat de werkzaamheden van de verzekeringsarts zeven uur in beslag hebben genomen en de werkzaamheden van de arbeidsdeskundige vier uur. Het gehanteerde uurtarief van € 126,- valt binnen het in artikel 6 van het Bts genoemde maximale uurtarief. De door het Uwv te vergoeden proceskosten voor de ingeschakelde deskundigen bedragen € 1.677,06 (verzekeringsarts € 1.067,22 en arbeidsdeskundige € 609,84 inclusief omzetbelasting).
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.727,06.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2020.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) J.A. Achterberg
GdJ