ECLI:NL:CRVB:2020:1170
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake wijziging AOW-pensioen van appellante naar pensioen voor gehuwden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de wijziging van haar AOW-pensioen door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante ontving sinds augustus 2009 een AOW-pensioen voor gehuwden, maar na een melding dat zij apart van haar echtgenoot ging wonen, wijzigde de Svb haar pensioen naar dat van een alleenstaande. Dit leidde tot een onderzoek naar de leefsituatie van appellante en haar echtgenoot, waarbij bleek dat er financiële verstrengeling was, aangezien de echtgenoot maandelijks € 1.650,- aan appellante betaalde. De Svb concludeerde dat appellante en haar echtgenoot niet duurzaam gescheiden leefden, wat werd bevestigd door de rechtbank. Appellante ging in hoger beroep, maar de Raad oordeelde dat de bevindingen van de Svb voldoende waren om te concluderen dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de situatie van appellante niet op basis van de rechtspraak mocht worden beoordeeld. De uitspraak werd gedaan door M. Hillen, met S.H.H. Slaats als griffier.