Uitspraak
17 4811 AOW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
9 augustus 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 1 december 2016 (bestreden besluit), de hoogte van het AOW-pensioen van appellant te wijzigen naar een pensioen voor een gehuwde.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de wijziging van zijn AOW-pensioen door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant ontving sinds maart 2009 een AOW-pensioen voor gehuwden, maar na een melding van zijn echtgenote in januari 2015 dat zij apart ging wonen, wijzigde de Svb het pensioen naar dat van een alleenstaande. Dit leidde tot een onderzoek naar de leefsituatie van appellant en zijn echtgenote, waarbij werd vastgesteld dat zij niet duurzaam gescheiden leven. De Raad oordeelde dat de bevindingen van de Svb voldoende basis boden voor deze conclusie, onder andere omdat appellant financieel bijdraagt aan het levensonderhoud van zijn echtgenote en zij regelmatig contact hebben. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad benadrukte dat de omstandigheden van de relatie tussen appellant en zijn echtgenote niet duiden op een duurzaam gescheiden leven, ondanks dat zij niet samenwonen. De uitspraak bevestigt de noodzaak van concrete feiten en omstandigheden bij de beoordeling van duurzaam gescheiden leven.