ECLI:NL:CRVB:2020:1052
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vaststelling ziekengeld op basis van dagloon door het Uwv
In deze zaak gaat het om de vaststelling van het ziekengeld van appellante op grond van de Ziektewet (ZW), waarbij het Uwv een dagloon van € 25,23 heeft vastgesteld. Appellante, werkzaam als assistent-bedrijfsleider, is op 26 oktober 2015 wegens ziekte uitgevallen. Na de sluiting van haar bedrijf op 8 april 2016 heeft het Uwv haar een uitkering wegens betalingsonmacht toegekend. Appellante heeft in hoger beroep betoogd dat zij recht had op een hoger bruto maandloon van € 2.155,09, maar het Uwv heeft zich gebaseerd op de door de werkgeefster opgegeven loongegevens in de polisadministratie.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, omdat appellante niet heeft aangetoond dat het door de werkgeefster opgegeven loon onjuist was. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de berekening van het dagloon op basis van de polisadministratie terecht was. Appellante heeft niet kunnen onderbouwen dat het loon zoals vermeld in de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk is betaald in de referteperiode. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv zich terecht heeft gebaseerd op de gegevens in de polisadministratie, aangezien appellante geen verifieerbare gegevens heeft overgelegd die haar stelling ondersteunen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.