ECLI:NL:CRVB:2020:1032
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Loonsanctie en re-integratie-inspanningen in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin het Uwv (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) een loonsanctie heeft opgelegd aan appellante wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen van een werkneemster die ziek was. De werkneemster, die als verkoopmedewerker werkte, had zich in 2014 ziekgemeld en na een evaluatie in 2015 werd geadviseerd om een tweesporenbeleid te volgen voor re-integratie. Appellante heeft echter pas na de eerstejaarsevaluatie in 2016 daadwerkelijk stappen gezet voor re-integratie in het tweede spoor, terwijl de bedrijfsarts al eerder had geadviseerd om dit te doen. Het Uwv concludeerde dat appellante onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht en verlengde het tijdvak waarin de werkneemster recht had op loon tijdens ziekte. De rechtbank bevestigde deze beslissing van het Uwv. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij niet tekortgeschoten was in haar verplichtingen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellante op goede gronden een loonsanctie was opgelegd, omdat zij niet tijdig had gereageerd op de adviezen van de bedrijfsarts en onvoldoende had gedaan om de werkneemster in het tweede spoor te re-integreren. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.