ECLI:NL:CRVB:2019:779
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag op grond van vertrouwensbreuk in ambtenarenrechtelijke context
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het ontslag van appellant door het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest werd gehandhaafd. Appellant, die sinds 1 november 2011 werkzaam was als [functie] bij de gemeente, werd op 15 december 2015 ontslagen op basis van artikel 8:8 van de Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling/Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO) vanwege een onherstelbare vertrouwensbreuk. De rechtbank oordeelde dat het college geen overwegend aandeel had in de situatie die leidde tot het ontslag en dat appellant geen recht had op uitbetaling van niet-gecompenseerde overuren. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak, waarbij werd vastgesteld dat de vertrouwensbreuk fundamenteel was en dat herplaatsing van appellant niet mogelijk was. De Raad benadrukte dat appellant onvoldoende zelfreflectie toonde en dat zijn functioneren als [functie] niet voldeed aan de verwachtingen van het college. De Raad oordeelde dat het college bevoegd was om appellant te ontslaan en dat er geen grondslag was voor de uitbetaling van de Plusuren. De uitspraak werd gedaan op 7 maart 2019.