ECLI:NL:CRVB:2019:723
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering en IOAW-uitkering wegens schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering en IOAW-uitkering van appellante, die sinds 13 maart 2012 bijstand ontving. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante niet haar hoofdverblijf had op het uitkeringsadres, wat blijkt uit extreem laag waterverbruik van 1m³ per jaar. Dit leidde tot een onderzoek door de gemeente Rotterdam naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. De Raad stelt vast dat appellante de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zij niet op het uitkeringsadres woonde. De intrekking van de bijstand en IOAW-uitkering is daarom terecht. Daarnaast is de aanvraag voor bijstand op 18 januari 2016 afgewezen omdat appellante niet op de afspraak verscheen, wat ook niet tijdig was afgezegd. De rechtbank heeft de bezwaren van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De opgelegde boete van € 1.170,- wordt als evenredig beschouwd, ondanks het beroep van appellante op verminderde verwijtbaarheid door haar geestelijke toestand. De Raad concludeert dat de hoger beroepen van appellante niet slagen en bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank.