Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
25 oktober 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU3307) biedt de in artikel 53a vermelde onderzoeksbevoegdheid hiervoor een wettelijke grondslag in de zin van artikel 8, tweede lid, van het EVRM.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de intrekking van de AIO-aanvulling door de Sociale verzekeringsbank (Svb) werd bevestigd. Appellanten ontvingen sinds 1 juni 2008 bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen, maar deze werd ingetrokken vanwege het bezit van onroerend goed in Turkije, waarvan zij geen melding hadden gemaakt. De Svb had in 2015 een onderzoek ingesteld naar de inkomsten en het vermogen van appellanten, waarbij gebruik werd gemaakt van gegevens verkregen door het Bureau Attaché voor Sociale Zaken in Ankara. Appellanten betwistten de rechtmatigheid van dit onderzoek en voerden aan dat hun privacy was geschonden.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Svb bevoegd was om onderzoek te doen naar de juistheid van de verstrekte gegevens en dat de onderzoeksbevindingen rechtmatig waren verkregen. De Raad stelde vast dat de inbreuk op de privacy van appellanten, veroorzaakt door het onderzoek, niet onevenredig zwaar was in verhouding tot het doel van het onderzoek, namelijk het waarborgen van het economisch welzijn van Nederland. De Raad bevestigde dat de onderzoeksresultaten van het Bureau Attaché bij de besluitvorming betrokken mochten worden, en dat er geen minder ingrijpend onderzoeksmiddel beschikbaar was. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellanten afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd.