ECLI:NL:CRVB:2018:2914
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toegestaan gebruik van in het buitenland verkregen bewijs in bestuursrechtelijke procedures met betrekking tot bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de beëindiging van de AIO-aanvulling van appellanten door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) werd bevestigd. De Svb had de AIO-aanvulling beëindigd omdat appellanten langer dan de toegestane duur buiten Nederland verbleven. Na terugkomst uit Turkije heeft de Svb een onderzoek ingesteld naar het vermogen van appellanten, waarbij gegevens zijn verkregen van de Nederlandse ambassade in Ankara. De Svb concludeerde dat appellanten een woning in Turkije bezaten, die zij niet hadden gemeld, en trok de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht in, met terugvordering van eerder verstrekte bijstand.
Appellanten stelden dat het bewijs dat door de Svb was verkregen onrechtmatig was, omdat het onderzoek in Turkije zonder toestemming van de Turkse autoriteiten was uitgevoerd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het bewijs naar Nederlands recht rechtmatig was verkregen en dat de Svb bevoegd was om onderzoek te doen naar de juistheid van de verstrekte gegevens. De Raad benadrukte dat de inbreuk op het privéleven van appellanten gerechtvaardigd was, gezien het belang van het economisch welzijn van Nederland en de noodzaak om de rechtmatigheid van de bijstandsverlening te controleren.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 1 oktober 2018.