ECLI:NL:CRVB:2019:4106
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting en hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant ontving sinds 1 februari 2008 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van een melding van de politie over een hennepkwekerij op het uitkeringsadres van de appellant, heeft de gemeente Eindhoven een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand over de periode van 1 november 2013 tot en met 3 februari 2016 en een terugvordering van € 30.969,98.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat hij niet verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij, omdat deze zich bevond in een deel van het pand dat hij niet huurde. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen exploitant van de hennepkwekerij was. Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat de appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van substantiële kasstortingen op zijn bankrekeningen.
De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten terecht zijn, omdat de appellant niet in staat is geweest om de herkomst van de stortingen te verklaren. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.