ECLI:NL:CRVB:2019:4099
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en bevoegdheid controleurs in woonsituatieonderzoek
In deze zaak gaat het om de herziening van de studiefinanciering van appellante, die als thuiswonende studerende is aangemerkt. Appellante ontving vanaf 1 mei 2014 studiefinanciering op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000), maar na een onderzoek door controleurs, dat op 16 februari 2016 plaatsvond, heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap besloten de studiefinanciering te herzien. De controleurs stelden vast dat appellante niet woonde op het adres waar zij ingeschreven stond in de basisregistratie personen (brp). De minister heeft vervolgens de te veel ontvangen studiefinanciering van € 4.469,08 teruggevorderd.
Appellante heeft tegen deze beslissing beroep aangetekend, maar de rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de controleurs bevoegd waren om onderzoek te doen en dat de bevindingen van het huisbezoek voldoende bewijs boden voor de herziening van de studiefinanciering. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat het bewijs onrechtmatig was verkregen en dat de controleurs niet bevoegd waren.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de controleurs inderdaad bevoegd waren en dat het rapport van het huisbezoek als bewijs toelaatbaar was. De Raad vond de verklaring van appellante ongeloofwaardig en concludeerde dat het gebruik van TLS-reisgegevens in deze zaak toegestaan was. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.