ECLI:NL:CRVB:2019:409
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening AOW-pensioen op basis van niet-vervulde voorwaarden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een AOW-pensioen door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De appellante, die in Marokko woont, heeft geen betwisting gedaan van de vaststelling dat zij niet in Nederland heeft gewoond of gewerkt en dat zij geen huwelijkse tijdvakken heeft vervuld. De Svb heeft vastgesteld dat appellante met haar echtgenoot is getrouwd op een moment waarop hij de pensioengerechtigde leeftijd al had bereikt. Dit betekent dat appellante niet verzekerd is geweest voor de AOW in de periode dat zij een uitkering ontving op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Hierdoor had zij geen recht op een AOW-pensioen, en was er geen aanleiding om haar dit vanaf haar herzieningsverzoek toe te kennen.
De aanvraag van appellante om een AOW-pensioen is eerder afgewezen en haar bezwaar tegen deze afwijzing is ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing niet-ontvankelijk verklaard. In de huidige procedure heeft appellante opnieuw een verzoek ingediend, maar de Svb heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die een andere beslissing rechtvaardigen. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere beslissingen van de Svb en de rechtbank bevestigd, en geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag terecht is.
De Raad heeft geconcludeerd dat appellante geen recht heeft op AOW-pensioen, omdat zij niet voldoet aan de voorwaarden die daarvoor gelden. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.