In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de herziening van de AOW-uitkering. Eiser ontving sinds 11 juli 2015 een AOW-uitkering op basis van de norm voor alleenstaanden. De SVB heeft deze uitkering herzien naar de norm voor gehuwden, omdat eiser in 2006 was getrouwd met mevrouw [naam partner], die in 2008 Nederland verliet en in Brazilië verbleef. Eiser heeft aangevoerd dat hij en zijn echtgenote duurzaam gescheiden leefden, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank baseerde haar oordeel op de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, die stelt dat duurzaam gescheiden leven alleen van toepassing is als beide echtgenoten niet willen samenwonen en elk hun eigen leven leiden. De rechtbank concludeerde dat eiser en zijn echtgenote wel degelijk de intentie hadden om samen te wonen, maar dat dit door omstandigheden niet mogelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de SVB om de AOW-uitkering te herzien. Eiser had recht op de AOW-norm voor gehuwden, en de rechtbank oordeelde dat de SVB terecht het teveel ontvangen bedrag van eiser wilde terugvorderen.