ECLI:NL:CRVB:2019:3664
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering AIO-aanvulling wegens niet-gemelde bankrekeningen en vermogen boven de grens
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling van appellant door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant ontving van 30 maart 2015 tot en met 31 juli 2016 een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op basis van de Participatiewet (PW). De Svb heeft een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van deze uitkering na een melding van het Inlichtingenbureau over een bankrekening op naam van appellant met een aanzienlijk saldo. Appellant heeft geweigerd de gevraagde bankafschriften over te leggen, stellende dat het geld op de rekening toebehoort aan een kennis. De Svb heeft daarop de AIO-aanvulling ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd, alsook een boete opgelegd wegens het niet melden van de bankrekeningen.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de besluiten van de Svb ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat de Svb ten onrechte heeft aangenomen dat het tegoed op de bankrekening tot zijn vermogen behoort. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, oordelend dat de Svb niet gebonden is aan de belastingdienstvaststelling dat appellant geen belastbaar inkomen heeft. De Raad heeft geoordeeld dat het saldo op de bankrekening als vermogen moet worden aangemerkt en dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. De opgelegde boete is evenredig en passend geacht.