ECLI:NL:RBMNE:2023:145

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
UTR 22/3902
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AIO-aanvulling op basis van vermogensgrens

In deze zaak heeft eiser op 5 oktober 2021 een aanvraag voor een AIO-aanvulling ingediend, waarbij hij een salarisspecificatie en een overzicht van verzekeringen heeft overgelegd. Na verzoek van verweerder heeft eiser ook bankafschriften ingediend. Verweerder heeft de aanvraag op 9 november 2021 afgewezen, omdat het vermogen van eiser de geldende vermogensgrens overschrijdt. Eiser heeft aangegeven het primaire besluit niet te hebben ontvangen, waarna een kopie op 7 februari 2022 is verzonden. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit van 24 juni 2022, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. Eiser stelt dat een deel van het geld op zijn bankrekening aan zijn kinderen toebehoort, maar heeft dit niet onderbouwd. De rechtbank heeft het beroep op 6 januari 2023 behandeld en onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bedrag op de bankrekening de vermogensgrens overschrijdt en dat eiser niet heeft aangetoond dat het geld aan zijn kinderen toebehoort. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst op de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3902
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.I. L'Ghdas),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. P.C. van der Voorn).

Inleiding

1. Op 5 oktober 2021 heeft eiser een aanvraag voor een AIO [1] -aanvulling gedaan. Ter ondersteuning heeft hij hierbij een salarisspecificatie gevoegd en een overzicht van verzekeringen. Daarna heeft eiser op verzoek van verweerder ook nog bankafschriften overgelegd.
2. Met het primaire besluit van 9 november 2021 heeft verweerder de aanvraag om een AIO-aanvulling afgewezen. Verweerder geeft als reden dat, uit de verstrekte bankafschriften, blijkt dat de hoogte van eisers vermogen de geldende vermogensgrens overschrijdt.
3. Eiser heeft verweerder meegedeeld dat hij het primaire besluit niet heeft ontvangen. Om deze reden is bij brief van 7 februari 2022 een kopie van het primaire besluit aan eiser toegestuurd. Hiertegen heeft eiser op 21 februari 2022 bezwaar gemaakt.
4. Met het bestreden besluit van 24 juni 2022 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld. Hij stelt in essentie dat een groot deel van het geld op de bankrekening (met eindcijfers 76) aan zijn kinderen toebehoort. De kinderen van eiser zouden contant geld hebben gegeven om te sparen voor een gezamenlijke reis naar Mekka. Om praktische- en veiligheidsredenen stelt eiser dit geld gebruikt te hebben voor alledaagse zaken, zodat het bedrag op de bankrekening navenant steeg.
5. De rechtbank heeft het beroep op 6 januari 2023 op zitting behandeld. De gemachtigden van partijen hebben hieraan deelgenomen. Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

6. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
7. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat het bedrag op de bankrekening, eindigend op de cijfers 76, de voor eiser geldende vermogensgrens voor gehuwden overschrijdt. Ook is niet in geschil dat eiser geen onderbouwing heeft gegeven voor zijn standpunt dat een deel van het geld op deze bankrekening aan zijn kinderen zou toebehoren, omdat zij hem cash geld zouden hebben gegeven. De vraag is dan ook of verweerder het gehele bedrag op de bankrekening met eindcijfers 76 in aanmerking heeft mogen nemen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Volgens vaste rechtspraak kan ervan uit worden gegaan dat iemand kan beschikken over het geld op zijn bankrekening. Beschikken wil zeggen dat men het kan uitgeven voor de noodzakelijke kosten van levensonderhoud. Als iemand van mening is dat dat niet het geval is, dan moet hij dat aantonen/ aannemelijk maken. [2] Dat is in deze zaak niet gebeurd. Niet is aannemelijk gemaakt dat het geld op de bankrekening van de kinderen is. Dat het bedoeld is als spaarpot is ook niet van belang, omdat het nog steeds kan worden gebruikt voor de kosten van levensonderhoud van eiser.
8. Het beroep is ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of een vergoeding van het griffierecht.
9. De rechtbank wijst op de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2022 door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Aanvullende inkomensvoorziening ouderen.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 19 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3664 r.o. 2.2 en van 20 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3597 r.o. 4.3.