In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante, die sinds 27 januari 2012 bijstand ontving op grond van de Participatiewet. De intrekking was gebaseerd op het aantreffen van een hennepkwekerij in de woning van appellante, waar zij geen melding van had gemaakt. Het college van burgemeester en wethouders van Lelystad had de bijstand over de periode van 1 juni 2015 tot 16 december 2015 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. De rechtbank Midden-Nederland had eerder geoordeeld dat het college onvoldoende had gemotiveerd hoe het tot de schatting van het aantal oogsten was gekomen.
De Raad heeft vastgesteld dat het college ten onrechte is uitgegaan van twee oogsten en dat de intrekking van de bijstand over de periode van 1 juni 2015 tot en met 28 juni 2015 niet terecht was. De Raad heeft geoordeeld dat appellante de inlichtingenverplichting heeft geschonden, maar dat dit pas vanaf 29 juni 2015 het geval was. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het de intrekking van de bijstand over de periode van 1 juni 2015 tot en met 22 september 2015 betreft en het college opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar tegen het besluit van 5 februari 2016. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellante.