In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 12 mei 2012 bijstand ontving, werd beschuldigd van het exploiteren van een hennepkwekerij in zijn woning. Naar aanleiding van een melding van het Hennepteam gemeente Rotterdam werd op 14 april 2015 een hennepkwekerij met 158 hennepplanten aangetroffen. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft daarop de bijstand van appellant herzien en teruggevorderd, omdat hij de inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van de hennepkwekerij. De Raad heeft vastgesteld dat appellant inderdaad de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden, maar dat het college niet voldoende bewijs heeft geleverd voor meer dan één oogst. De Raad heeft de intrekking van de bijstand over de periode van 15 juli 2014 tot en met 17 november 2014 en de terugvordering over de periode van 15 juli 2014 tot en met 14 april 2015 vernietigd. Het college moet nu een nieuw besluit nemen over de terugvordering, waarbij rekening moet worden gehouden met de vastgestelde periode van intrekking van 18 november 2014 tot en met 14 april 2015. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.004,-.