Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
[…]
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een IOAW-uitkering en de oplegging van een boete aan appellant, die niet heeft gemeld dat hij AOV-pensioen ontving. Appellant ontving vanaf 10 april 2015 een IOAW-uitkering, maar verzocht in mei 2016 om deze stop te zetten omdat hij AOV-pensioen uit Curaçao ontving. Het college van burgemeester en wethouders van Duiven heeft daarop een onderzoek ingesteld en uiteindelijk de IOAW-uitkering ingetrokken, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting niet was nagekomen. Het college vorderde de onterecht betaalde uitkering terug en legde een boete op.
De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het college gegrond, vernietigde de boete, maar bevestigde de terugvordering. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat de terugvordering onterecht was en dat hij geen verwijt trof voor het niet melden van het AOV-pensioen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de intrekking van de IOAW-uitkering in rechte vaststaat en dat het college verplicht was tot terugvordering. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad concludeerde dat de opgelegde boete van € 953,46 evenredig was aan de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid.
De uitspraak bevestigt dat het college rechtmatig heeft gehandeld door de IOAW-uitkering terug te vorderen en een boete op te leggen, en dat appellant niet kan worden vrijgesteld van deze verplichtingen.