Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. Appellant, die sinds 3 januari 2005 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, had zijn werkbriefjes niet correct ingevuld, wat leidde tot een herziening van zijn uitkering en een terugvordering van een bedrag van € 25.615,15. Het Uwv legde appellant een boete op van € 2.269,- wegens schending van de inlichtingenplicht. Appellant stelde dat hij altijd de juiste uren had opgegeven en dat hij geen intentie had om onjuiste informatie te verstrekken. De rechtbank oordeelde echter dat appellant van het niet nakomen van zijn inlichtingenplicht een verwijt kon worden gemaakt, en dat de boete evenredig was aan de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellant de inlichtingenplicht had geschonden. De Raad oordeelde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de berekening van de beslagvrije voet door het Uwv. Appellant had geen bewijs geleverd dat de aflossingscapaciteit te hoog was vastgesteld. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij het verzoek om vergoeding van wettelijke rente werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, in aanwezigheid van de griffier.