ECLI:NL:CRVB:2019:3487
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van psychische en lichamelijke beperkingen in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag. Appellant, die zich ziek had gemeld met lichamelijke en psychische klachten, was in geschil over de beoordeling van zijn beperkingen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad oordeelde dat de door appellant aangevoerde argumenten, waaronder de stelling dat zijn psychische gesteldheid niet adequaat was beoordeeld, geen aanleiding gaven om anders te oordelen dan de rechtbank had gedaan. De Raad bevestigde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat alle relevante medische informatie was meegewogen. Appellant had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die zijn standpunt konden onderbouwen. De Raad concludeerde dat er geen reden was om een onafhankelijke deskundige in te schakelen en dat de eerdere uitspraken van de rechtbank terecht waren. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraken en wees de verzoeken van appellant af.