In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellante, geboren in 1955 en bekend met verschillende lichamelijke aandoeningen, ontving voorheen 5 uur en 15 minuten huishoudelijke hulp per week op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Echter, na een beleidswijziging van het college van burgemeester en wethouders van Arnhem, is deze hulp gewijzigd naar 4 uur en 15 minuten per week. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de noodzaak van de huishoudelijke hulp. De Raad oordeelt dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gehanteerde normtijden voor de hulp berusten op objectieve criteria en dat er geen onafhankelijk onderzoek is verricht. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van het college herroepen, waarbij het aantal uren huishoudelijke hulp is vastgesteld op 5 uur en 15 minuten per week, zoals eerder was toegekend. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.072,- bedragen.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig onderzoek door het college bij het vaststellen van de noodzaak voor huishoudelijke hulp en de verplichting om de gezondheidssituatie van de aanvrager serieus te nemen. De Raad heeft ook aangegeven dat in toekomstige gevallen het college eerst een gedegen onderzoek moet uitvoeren voordat het besluit om de hulp te verlagen of in te trekken, kan worden genomen.