ECLI:NL:CRVB:2019:3397
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen boete opgelegd door CAK wegens niet tijdig afsluiten zorgverzekering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een boete die door het CAK aan appellant is opgelegd omdat hij niet tijdig een zorgverzekering heeft afgesloten. Appellant was sinds januari 2015 gedetineerd in Spanje en ontving op 18 maart 2016 een aanmaning van het CAK om een zorgverzekering af te sluiten. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft appellant geen zorgverzekering afgesloten, wat resulteerde in een boete van € 366,99 op 25 oktober 2016 en een tweede boete van € 382,50 op 1 februari 2017. De bezwaren van appellant tegen deze besluiten werden door het CAK ongegrond verklaard.
De rechtbank Den Haag heeft in een eerdere uitspraak op 25 mei 2018 de bestreden besluiten van het CAK vernietigd en de boetes verlaagd, waarbij werd overwogen dat de boetes niet aan appellant konden worden verweten, gezien zijn detentie en de opschorting van rechten en plichten uit de zorgverzekering. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant niet tijdig een zorgverzekering had afgesloten. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat appellant, ondanks zijn detentie, tijdig een verzekering had moeten afsluiten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en handhaafde de verlaagde boetes van € 160,- per boete. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.