ECLI:NL:CRVB:2019:3308
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand met vaststelling van boete wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die niet verschenen was, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, die zijn bijstand had ingetrokken en een boete had opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting. De rechtbank had in eerdere uitspraken de intrekking van de bijstand en de hoogte van de boete beoordeeld. De Centrale Raad bevestigde de uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van oncontroleerbare middelen. De Raad oordeelde dat er geen dringende reden was om van terugvordering af te zien, en dat de opgelegde boete van € 1.180,- evenredig was. De Raad concludeerde dat de appellant niet met controleerbare gegevens had onderbouwd dat hij recht had op bijstand, en dat de terugvordering terecht was opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting voor het vaststellen van recht op bijstand en de gevolgen van het niet naleven daarvan.