ECLI:NL:CRVB:2016:5042
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van intrekkingsbesluit en terugvordering bijstandsuitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die sinds 1 maart 2011 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW), had zijn bijstandsuitkering ingetrokken gekregen door het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom. Dit gebeurde omdat appellant had verzuimd te melden dat hij niet meer op het opgegeven adres woonde. Het college had vervolgens de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, wat leidde tot het hoger beroep van appellant.
De Raad heeft vastgesteld dat het besluit tot intrekking van de bijstand in rechte onaantastbaar was geworden, omdat appellant geen beroep had ingesteld tegen het eerdere besluit van 21 juli 2014. Hierdoor kon de juistheid van de intrekking niet meer inhoudelijk worden beoordeeld. De Raad oordeelde dat het college op grond van artikel 58, eerste lid, van de PW verplicht was om de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. Appellant had aangevoerd dat de terugvordering in strijd was met de zesmaandenjurisprudentie, maar de Raad oordeelde dat deze jurisprudentie niet van toepassing was, aangezien het hier ging om een verplichting tot terugvordering.
Daarnaast werd overwogen dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. Appellant had niet aangetoond dat de terugvordering onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen voor hem zou hebben. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, zonder veroordeling in de proceskosten.