ECLI:NL:CRVB:2019:3267
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaren tegen vaststellingsbesluiten van het zorgkantoor met betrekking tot persoonsgebonden budgetten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de vaststellingsbesluiten van het zorgkantoor, die zijn persoonsgebonden budget (pgb) over de jaren 2014 op nihil hadden vastgesteld en bedragen van hem hadden teruggevorderd. Het zorgkantoor had de bezwaren van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat de bezwaartermijn volgens hen was overschreden. De Raad oordeelde dat het zorgkantoor niet voldoende had aangetoond dat de vaststellingsbesluiten op de juiste wijze waren verzonden. De besluiten waren op 18 januari 2016 bekendgemaakt, waarna de bezwaartermijn op 19 januari 2016 was aangevangen. De bezwaarschriften van de appellant, ingediend op 25 juli 2017, waren dus te laat. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van verschoonbare termijnoverschrijding, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tijdens de zitting heeft het zorgkantoor aangegeven bereid te zijn om uit coulance naar de verantwoording over het jaar 2014 te kijken, maar dit had geen invloed op de uitspraak.