In deze zaak gaat het om de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. van appellant, die niet heeft voldaan aan de verplichting om zijn zorgverleners girale betalingen te doen. Appellant had in 2012 een pgb van € 21.931,58 ontvangen, maar het Zorgkantoor stelde dit bedrag later vast op nihil en vorderde het volledige bedrag terug. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat appellant niet aan zijn verplichting tot girale betaling heeft voldaan, wat het Zorgkantoor bevoegd maakte om het pgb op nihil vast te stellen. Appellant voerde aan dat hij in de veronderstelling verkeerde dat contante betalingen toegestaan waren, maar de Raad oordeelt dat het Zorgkantoor voldoende heeft aangetoond dat appellant op de hoogte was van de verplichting tot girale betalingen.
De Raad concludeert dat de door appellant aangevoerde omstandigheden niet maken dat het Zorgkantoor niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De Raad bevestigt dat het Zorgkantoor bevoegd was tot terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag, omdat appellant niet heeft kunnen aantonen dat de contante betalingen daadwerkelijk zijn aangewend voor de zorg waarvoor het pgb was verleend. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.