ECLI:NL:CRVB:2019:3169
Centrale Raad van Beroep
Verzoek om wraking van de behandelend rechter in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoekster op 2 september 2019 een wrakingsverzoek ingediend tegen de behandelend rechter, mr. C.H. Bangma, naar aanleiding van een eerdere zitting op 25 juli 2019. Tijdens deze zitting was verzoekster aanwezig, en de vertegenwoordiging van het college van burgemeester en wethouders van Katwijk aan Zee door mr. J. van Zanten werd besproken. Verzoekster heeft echter geen wrakingsverzoek ingediend tijdens de zitting, maar pas vijf weken later, wat volgens de Centrale Raad van Beroep in strijd is met artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad oordeelt dat verzoekster onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, waardoor het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken ter ondersteuning van deze beslissing. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 3 oktober 2019, met E. Dijt als voorzitter en W.H. Bel en M. Greebe als leden. De griffier, V.Y. van Almelo, was ook aanwezig bij de uitspraak.