ECLI:NL:CRVB:2019:3137
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag WAO-uitkering en verzoek om terug te komen van eerder besluit
Op 2 oktober 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant, die in hoger beroep ging tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De zaak betreft een verzoek van appellant om terug te komen op een eerder besluit van 24 maart 2009, waarbij zijn aanvraag om een WAO-uitkering was afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een heroverweging van het eerdere besluit rechtvaardigden.
De appellant had eerder, op 18 augustus 2016, opnieuw een aanvraag ingediend, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij ziek was en niet kon werken, maar de Raad oordeelde dat de aangevoerde gronden onvoldoende waren om het bestreden besluit te herzien.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellant geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden had aangedragen die een heroverweging van het besluit van 24 maart 2009 rechtvaardigden. De Raad benadrukte dat de nieuwe feiten of omstandigheden uiterlijk in de bezwaarfase moeten worden aangedragen en dat de enkele stelling van appellant over zijn ziekte niet voldoende was om het besluit te herzien. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de proceskosten werden niet toegewezen.