ECLI:NL:CRVB:2016:891
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor Wajong-uitkering wegens gebrek aan nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1989, op 12 november 2007 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke door het Uwv op 10 juni 2008 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de conclusie dat appellante met gangbare werkzaamheden ongeveer 100% van het inkomen van een vergelijkbare gezonde persoon zou kunnen verdienen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. In de daaropvolgende jaren heeft appellante meerdere keren een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, maar telkens werd deze afgewezen, onder andere omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden.
De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat zij nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangedragen die rechtvaardigen dat het Uwv terugkomt op eerdere besluiten. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellante niet in staat is gebleken om nieuwe objectieve medische gegevens aan te leveren die haar standpunt ondersteunen. De Raad heeft vastgesteld dat de door appellante aangevoerde feiten en omstandigheden niet als nieuw kunnen worden aangemerkt, aangezien deze al eerder in de procedures aan de orde zijn geweest.
De Raad heeft de eerdere besluiten van het Uwv bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is om de afwijzing van de Wajong-aanvraag te herzien. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellante geen rechtens relevante nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De uitspraak van de rechtbank is dan ook in stand gehouden.