Uitspraak
17.4938 ANW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van een nabestaandenuitkering door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante, die zich meer dan 45% arbeidsongeschikt achtte, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar uitkering, die was ingegaan na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar door haar jongste kind. De Svb had op basis van een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek van het Uwv geconcludeerd dat appellante niet arbeidsongeschikt was in de zin van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging.
De Raad overwoog dat de Svb niet verplicht was om ambtshalve een onderzoek naar de arbeidsongeschiktheid van appellante in te stellen voordat de uitkering werd beëindigd. De rechtbank had terecht vastgesteld dat appellante op de hoogte was van de voorwaarden waaronder haar uitkering eindigde. De Raad bevestigde de bevindingen van de rechtbank dat het medisch oordeel van het Uwv zorgvuldig was en dat er geen reden was om aan de geschiktheid van de geselecteerde functies te twijfelen. De Raad oordeelde dat de privacy van appellante niet was geschonden, aangezien de Svb verplicht was om de claim van appellante te beoordelen en daarvoor de rapporten van het Uwv nodig had.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat het hoger beroep niet slaagde. De Raad concludeerde dat de intrekking van de nabestaandenuitkering door de Svb terecht was.