Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die van 1 september 2005 tot 1 september 2009 studiefinanciering ontving in de vorm van een prestatiebeurs, verzocht om omzetting van zijn prestatiebeurs in een gift op basis van het diploma 'Licentiate of the London College of Music' (LLCM) van de University of West London. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft dit verzoek afgewezen, omdat de gevolgde opleiding niet gelijkgesteld kan worden met een Nederlandse graad. De minister baseerde zijn beslissing op een advies van de Nuffic, waarin werd gesteld dat de opleiding van appellant niet vergelijkbaar is met een Nederlandse bacheloropleiding.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan. Tijdens de zitting op 24 juli 2019 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de toelatingseisen voor zijn opleiding vergelijkbaar zijn met die van het Conservatorium van Amsterdam. Hij betoogde dat de studiebelasting van zijn opleiding niet relevant is voor het (eind)niveau van de opleiding en dat de minister de hardheidsclausule had moeten toepassen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak bevestigd dat de minister de afwijzing van het verzoek terecht heeft gedaan. De Raad oordeelde dat appellant niet voldeed aan de vereisten van de Wet studiefinanciering 2000, omdat hij niet ingeschreven was voor de opleiding in Engeland en het diploma niet behaald was door het volgen van onderwijs. De Raad heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd.