Uitspraak
18.2914 BPW
A.T.M. Vroom-van Berckel.
OVERWEGINGEN
6 maart 2014 is gecorrigeerd. Nu verweerder alleen op grond van beleid de terugwerkende kracht van de ingangsdatum van de voorziening aan banden heeft gelegd en geen sprake is van een mogelijk wettelijk beletsel, geldt dat de omstandigheden van dit geval verweerder aanleiding hadden moeten geven om van het geldende beleid af te wijken. De gekozen ingangsdatum van 1 januari 2013 is niet houdbaar geacht. Verweerder is dan ook opgedragen te beoordelen in hoeverre de Wbp inhoudelijk ruimte biedt voor toekenning per
1 december 2005 van de in juni 2014 gevraagde voorziening.
30 april 2018 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van
12 januari 2015 deels gegrond verklaard. De ingangsdatum van de voorziening voor huishoudelijke hulp is alsnog bepaald op 1 augustus 2012, de maand waarin appellante de leeftijd van 70 jaar heeft bereikt. Over de periode van 1 december 2005 tot 1 augustus 2012 heeft verweerder ook nu geen vergoeding voor huishoudelijke hulp toegekend.
1 december 2005 tot 1 augustus 2012 geen aanspraak kan maken op een vergoeding voor huishoudelijke hulp omdat niet wordt voldaan aan de voor de Wbp geldende voorwaarde dat de eventuele vergoeding voor huishoudelijke hulp meer zou bedragen dan de helft van de toegekende vermeerdering op haar buitengewoon pensioen. In het verweerschrift is nader toegelicht dat het betrekken van de vermeerdering bij de beoordeling van de voorziening in overeenstemming is met het in artikel 3 van de Uitvoeringsbeschikking artikel 11a der Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Uitvoeringsbeschikking), zoals die geldt vanaf
1 januari 1970.
16 november 2017 waarbij al een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is toegekend, resteert nog een bedrag van € 2.000,-. De periode vanaf het ontvangst van het beroepschrift op 25 mei 2018 tot de datum van deze uitspraak beslaat minder dan anderhalf jaar. De periode na de uitspraak van 17 november 2017 komt daarom in het geheel voor rekening van verweerder. Verweerder zal dan ook worden veroordeeld tot vergoeding van schade tot een bedrag van € 2.000,-.