ECLI:NL:CRVB:2017:3989
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot buitengewoon pensioen
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1942, beroep ingesteld tegen besluiten van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank met betrekking tot de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Wbp). De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden met een jaar, waarvan zeven maanden in de bestuurlijke fase en vijf maanden in de rechterlijke fase. De Raad heeft geoordeeld dat de besluiten van de Sociale verzekeringsbank onterecht zijn geweest, omdat appellante met terugwerkende kracht aanspraak had moeten kunnen maken op voorzieningen op basis van de Wbp, vanaf 1 december 2005. De Raad heeft de bestreden besluiten vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij de Wbp inhoudelijk moet worden beoordeeld. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan appellante wegens de overschrijding van de redelijke termijn, alsook tot vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en tijdige besluitvorming door bestuursorganen, vooral in complexe zaken die de rechten van betrokkenen raken.