Uitspraak
15.3959 WW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellant, die in Zwitserland woonde en werkte, had een WW-uitkering aangevraagd na zijn terugkeer naar Nederland. De Raad oordeelde dat de appellant geen recht had op een WW-uitkering, omdat hij tijdens zijn laatste dienstverband in Zwitserland woonde en werkte, waardoor hij niet voldeed aan de voorwaarden van de Werkloosheidswet (WW). De Raad concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat het centrum van de belangen van de appellant in Nederland lag, aangezien hij geen eigen woonruimte meer had en zijn verblijf in Zwitserland tijdelijk was. De Raad oordeelde ook dat de beëindigde WW-uitkering niet herleefde, omdat de periode tussen het eindigen van het recht en het vervallen van de omstandigheden die tot het eindigen hebben geleid langer dan zes maanden was. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af.