Uitspraak
18.2741 AW
3 april 2018, 17/2506 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
e-mailbericht laten weten dat hij terugkomt op zijn toezegging om mee te werken aan een assessment omdat de insteek van de stichting blijft: het verlenen van ontslag.
12. op grond van andere met name genoemde en aan de betrokkene schriftelijk meegedeelde redenen van gewichtige aard.”
7 november 2016. Dat appellant na het ontslagbesluit alsnog te kennen heeft gegeven dat hij bereid was deel te nemen aan het assessment, maakt dit niet anders. Ten tijde van het nemen van het ontslagbesluit was dit niet bekend en mocht de stichting uitgaan van het gegeven dat appellant niet wilde meewerken aan een assessment. De stichting heeft daaruit de conclusie mogen trekken dat vruchtbare verdere samenwerking en voortzetting van het dienstverband redelijkerwijs niet van de stichting verlangd kan worden.
28 februari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2044) is voor een aanvullende ontslagvergoeding in het algemeen slechts aanleiding als voldaan is aan de voorwaarde dat het bestuursorgaan een overwegend aandeel heeft gehad in het ontstaan en voortbestaan van de situatie die tot het ontslag heeft geleid. Het gaat daarbij niet om een volledige schadevergoeding, maar om compensatie van het aandeel van het bestuursorgaan. Daarbij is ook het aandeel van de ambtenaar van betekenis. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de stichting geen overwegend aandeel had in het ontstaan en voortbestaan van de situatie die tot het ontslag heeft geleid. Appellant heeft verschillende keren te horen gekregen waarin het functioneren van hem tekortschiet en zijn afspraken om te komen tot verbetering van zijn functioneren niet nagekomen. Ook de twee incidenten op twee verschillende locaties in korte tijd geven ervan blijk dat appellant geen verandering teweeg heeft gebracht in zijn gedrag. Onder die omstandigheden niet meewerken aan een assessment, waarbij getoetst kan worden of hij geschikt is voor het onderwijs, kan appellant aangerekend worden en is de grondslag voor de conclusie dat appellant ook ten minste voor de helft verantwoordelijk is voor de situatie die tot het ontslag heeft geleid. De rechtbank heeft dan ook terecht geconcludeerd dat voor een aanvullende vergoeding geen grond bestond.