Uitspraak
18.3702 AW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft het ontslag van appellante, die in tijdelijke dienst was aangesteld voor een proeftijd van maximaal twee jaar. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het ontslag verleend op grond van artikel 95, tweede lid, aanhef en onder a, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR), omdat appellante niet voldeed aan de bij de uitoefening van haar functie redelijkerwijs te stellen eisen en verwachtingen. De Raad oordeelt dat de minister zich op dit standpunt heeft kunnen stellen, gezien de herhaalde feedback over appellantes functioneren en de opgestelde verbeterplannen. Appellante had zich in de periode van haar proeftijd niet voldoende ontwikkeld en er was geen verwachting dat zij voor het einde van de proeftijd aan de eisen zou voldoen. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat er geen sprake was van een onrechtmatig besluit. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.