Uitspraak
17.2772 AOW
OVERWEGINGEN
25 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3426) is van duurzaam gescheiden leven sprake indien ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beiden of één hunner gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door hen beiden, althans door één van hen, als bestendig is bedoeld. Verder is in de rechtspraak tot uitdrukking gebracht dat in het algemeen kan worden aangenomen dat na het sluiten van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap de betrokkenen de intentie hebben een echtelijke samenleving − al dan niet op termijn − aan te gaan en voor elkaar zorg te dragen, maar dat het niet is uit te sluiten dat onder omstandigheden vanaf de huwelijksdatum of datum van het geregistreerd partnerschap van duurzaam gescheiden leven kan worden gesproken, mits dat ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijkt.
artikel 50, eerste lid, aanhef en onder a, van de AOW genoemd. Deze bepaling is niet van toepassing bij appellante. De noodzakelijke inlichtingen om vast te kunnen stellen dat sprake is van duurzaam gescheiden leven, waartoe de bij 1.3 genoemde vragen behoren, heeft de Svb op grond van artikel 49 van de AOW bij appellante ingewonnen en de Svb is daartoe op grond van deze bepaling ook bevoegd.
BESLISSING
H. Benek als leden, in tegenwoordigheid van H. Achtot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2019.