ECLI:NL:CRVB:2019:2535

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2019
Publicatiedatum
31 juli 2019
Zaaknummer
18/2539 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraken inzake arbeidsongeschiktheid en uitkering op grond van de WAO

Op 31 juli 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van eerdere uitspraken met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid van verzoeker, die sinds 1994 arbeidsongeschikt is. Verzoeker, die in Marokko woont, heeft meerdere keren een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aangevraagd, maar deze aanvragen zijn door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) buiten behandeling gesteld. De Raad heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het Uwv niet over voldoende gegevens beschikte om de aanvragen te beoordelen.

In de huidige procedure heeft de echtgenote van verzoeker op 20 april 2018 verzocht om herziening van de eerdere uitspraken. De Raad heeft het verzoek behandeld op 19 juni 2019, waarbij verzoeker niet aanwezig was. Het Uwv was vertegenwoordigd door F.M.J. Eijmael. De Raad heeft overwogen dat herziening alleen mogelijk is op basis van nieuwe feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak niet bekend waren en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.

De Raad concludeert dat de aangevoerde omstandigheden, namelijk de arbeidsongeschiktheid van verzoeker en de medische behandelingen, niet voldoen aan de vereisten voor herziening. Er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden gepresenteerd die de herziening rechtvaardigen. De Raad wijst het verzoek om herziening af en merkt op dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door E. Dijt, met W.M. Swinkels als griffier.

Uitspraak

18.2539 WAO

Datum uitspraak: 31 juli 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 4 november 2016, 15/5336 WAO
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] , Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak van 4 november 2016, 15/5336 WAO, ECLI:NL:CRVB:2016:4323
(uitspraak 1), heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank van Amsterdam van 9 juni 2015, 14/7440, bevestigd.
Bij uitspraak van 31 januari 2018, 16/7883 WAO, ECLI:NL:CRVB:2018:312 (uitspraak 2), heeft de Raad het verzoek om herziening van uitspraak 1 afgewezen.
Namens verzoeker heeft zijn echtgenote [naam echtgenote] bij brief van 20 april 2018 verzocht om herziening van uitspraak 2.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de Raad op 19 juni 2019. Verzoeker is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F.M.J. Eijmael.

OVERWEGINGEN

1.1.
Verzoeker heeft vanaf 2011 meerdere malen vanuit Marokko een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering aangevraagd in verband met sinds 1994 bestaande arbeidsongeschiktheid. Deze aanvragen zijn door het Uwv onder toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld, omdat het Uwv niet over voldoende gegevens en bescheiden beschikte om tot behandeling en beoordeling van de aanvragen over te gaan.
1.2.
Bij uitspraak 1 heeft de Raad geoordeeld dat de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat het Uwv niet over voldoende gegevens en bescheiden beschikte om tot behandeling en beoordeling van de aanvraag van verzoeker over te gaan en dat de rechtbank terecht heeft geconcludeerd dat het Uwv bevoegd was de aanvraag van verzoeker met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb buiten behandeling te laten.
1.3.
Bij uitspraak 2 heeft de Raad het verzoek om herziening van uitspraak 1 afgewezen omdat namens verzoeker geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb op grond waarvan een onherroepelijk geworden uitspraak kan worden herzien.
1.4.
Bij het hier voorliggende herzieningsverzoek van 20 april 2018 heeft de echtgenote van verzoeker onder overlegging van uitspraak 2 de Raad verzocht het dossier nogmaals te bestuderen en een nieuwe beslissing te nemen. Daarbij is uitsluitend aangevoerd dat verzoeker invalide is en medische behandelingen ondergaat
2. De Raad overweegt als volgt.
2.1.
De Raad leest het verzoek om herziening van uitspraak 2 allereerst dat het beoogt een herziening van uitspraak 1 te bewerkstelligen.
2.2.
Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.3.
De Raad benadrukt dat een onherroepelijk geworden uitspraak alleen kan worden herzien als aan alle drie de hiervoor genoemde voorwaarden is voldaan.
3.1.
Namens verzoeker zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht als onder 2.2 bedoeld. Het standpunt dat verzoeker invalide is en medische behandelingen ondergaat levert geen feiten of omstandigheden op als onder 2.2 bedoeld.
3.2.
Zoals ook in uitspraak 2 is overwogen is het vaste rechtspraak van de Raad dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening alleen kan worden toegepast indien aangelegenheden van feitelijke aard naar voren zijn gekomen. Het dient er niet toe om een hernieuwde discussie te voeren, noch om een discussie over de betreffende uitspraak te openen. Slechts aangelegenheden van feitelijke aard kunnen tot herziening leiden.
4. Voor het geval verzoeker beoogd heeft herziening te vragen van uitspraak 2 merkt de Raad op dat hij al eerder heeft beslist (bijvoorbeeld in de uitspraak van 18 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:187) dat een verzoek om herziening van een reeds eerder met toepassing van artikel 8:119 van de Awb gewezen uitspraak als zinloos en als niet passend in het systeem van de Awb wordt beschouwd, omdat altijd van een oorspronkelijke uitspraak herziening kan worden gevraagd als de in dat artikel genoemde omstandigheden zich voordoen.
5. Geconcludeerd moet worden dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van W.M. Swinkels als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2019.
(getekend) E. Dijt
(getekend) W.M. Swinkels

KS

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale);
statue:
Rejète la demande de révision.
Par conséquent, décidée par E. Dijt comme membre, en présence de W.M. Swinkels en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 31 juillet 2019.