ECLI:NL:CRVB:2018:312

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
31 januari 2018
Zaaknummer
16/7883 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO-aanvraag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 4 november 2016. Verzoeker, die in Marokko woont, had meerdere keren een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aangevraagd, maar deze aanvragen zijn door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) buiten behandeling gesteld. De Raad had eerder geoordeeld dat het Uwv niet over voldoende gegevens beschikte om de aanvragen te beoordelen.

De echtgenote van verzoeker heeft op 22 november 2016 verzocht om herziening van de uitspraak, met het argument dat het gezin zich in een slechte financiële situatie bevindt. Tijdens de zitting op 20 december 2017 was verzoeker niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door F.M.J. Eijmael. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat herziening van een onherroepelijke uitspraak alleen mogelijk is op basis van nieuwe feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak plaatsvonden en die niet eerder bekend waren.

De Raad concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die aan de voorwaarden voor herziening voldoen. De stelling van de echtgenote dat het gezin in financiële problemen verkeert, wordt niet als een nieuw feit beschouwd. De Raad wijst het verzoek om herziening af en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, met M.A.A. Traousis als griffier, en is openbaar uitgesproken op 31 januari 2018.

Uitspraak

16/7883 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 4 november 2016, 15/5336 WAO
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] , Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 31 januari 2018
PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft zijn echtgenote [naam echtgenote] bij brief van 22 november 2016 gevraagd om herziening van de uitspraak van de Raad van 4 november 2016, 15/5336 WAO, ECLI:NL:CRVB:2016:4323.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2017. Verzoeker is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F.M.J. Eijmael.

OVERWEGINGEN

1. Verzoeker heeft vanaf 2011 meerdere malen vanuit Marokko een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aangevraagd in verband met sinds 1994 bestaande arbeidsongeschiktheid. Deze aanvragen zijn door het Uwv onder toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld, omdat het Uwv niet over voldoende gegevens en bescheiden beschikte om tot behandeling en beoordeling van de aanvragen over te gaan.
2. Bij de uitspraak waarvan verzoeker herziening heeft verzocht, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 juni 2015, 14/7440 bevestigd, waarbij het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van het Uwv van 29 oktober 2014 ongegrond is verklaard. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het Uwv niet over voldoende gegevens en bescheiden beschikte om tot behandeling en beoordeling van de aanvraag van verzoeker over te gaan. De rechtbank heeft terecht geconcludeerd dat het Uwv bevoegd was de aanvraag van verzoeker met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb buiten behandeling te laten.
3. Bij het herzieningsverzoek heeft de echtgenote van verzoeker de Raad verzocht het dossier nogmaals te bestuderen en tot een voor verzoeker positieve beoordeling te komen, omdat het gezin zich in een slechte financiële situatie bevindt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
ij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
waren zij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
4.2.
De Raad benadrukt dat een onherroepelijk geworden uitspraak alleen kan worden herzien als aan alle drie de hiervoor genoemde voorwaarden is voldaan.
4.3.
Namens verzoeker zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht als onder 4.1 bedoeld. De stelling dat het gezin van verzoeker zich in een slechte financiële positie bevindt levert geen feiten of omstandigheden op als onder 4.1 bedoeld.
4.4.
Het is vaste rechtspraak van de Raad dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening alleen kan worden toegepast indien aangelegenheden van feitelijke aard naar voren zijn gekomen. Het dient er niet toe om een hernieuwde discussie te voeren, noch om een discussie over de betreffende uitspraak te openen. Slechts aangelegenheden van feitelijke aard kunnen tot herziening leiden (zie de uitspraken van de Raad van 3 oktober 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AN7982 en van 23 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1360). Het verzoek om herziening moet dus worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van
M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
31 januari 2018.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) M.A.A. Traousis

CVG