In deze zaak gaat het om het recht op een WGA-loonaanvullingsuitkering voor appellant, die zich op 27 januari 2009 ziek meldde met neurologische klachten. Het Uwv kende appellant een loongerelateerde WGA-uitkering toe, die later werd omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering. Appellant stelde dat zijn gezondheid was verslechterd en dat het Uwv zijn arbeidsongeschiktheid onjuist had vastgesteld. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant tegen een eerder besluit van het Uwv ongegrond, maar veroordeelde het Uwv tot betaling van proceskosten. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de medische beperkingen onjuist waren vastgesteld en verzocht om benoeming van een onafhankelijke deskundige. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de bevindingen van het Uwv te twijfelen. De rechtbank had terecht geen deskundige benoemd en de geselecteerde functies waren medisch geschikt voor appellant. Het hoger beroep werd verworpen en het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn werd toegewezen, met een schadevergoeding van € 500,-.