ECLI:NL:CRVB:2019:2166
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake betalingsonmacht van Stichting en terugvordering voorschot WW
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, die als secretaris/chauffeur bij de Stichting werkzaam was, had een aanvraag ingediend bij het Uwv voor de overname van betalingsverplichtingen van de Stichting wegens betalingsonmacht. Het Uwv had eerder een voorschot verstrekt, maar dit later teruggevorderd omdat de Stichting volgens het Uwv niet in een blijvende toestand van betalingsonmacht verkeerde. De rechtbank heeft in haar uitspraak bevestigd dat het aan de werknemer is om aannemelijk te maken dat de werkgever niet meer in staat is om te betalen. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de Stichting in betalingsonmacht verkeerde. De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en de bevindingen van het Uwv, die aantoonden dat de Stichting nog betalingen verrichtte. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om het onderzoek te heropenen of om de terugvordering van het voorschot te betwisten. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en er zijn geen proceskosten toegewezen.